Een juiste ordening van vrijheid en solidariteit

Onlangs promoveerde Herman Kaiser, bestuurslid van Stichting Thomas More, voorheen burgemeester van o.a. Arnhem, op een proefschrift over een kernthema in het katholiek sociaal denken, het subsidiariteitsbeginsel. Subsidiariteit gaat over de verhouding tussen de staat en de samenleving en de ruimte die nodig is voor de vrije ontplooiing van de menselijke persoon en de sociale gemeenschap.

De dissertatie bestaat uit drie delen. In het eerste deel wordt beschreven hoe in het ordo-denken van de kerkvader Augustinus een politiek filosofische fundering te vinden is voor de sociale vrede en gerechtigheid in de gelaagde opbouw van een samenleving. Hoewel het subsidiariteitsprincipe doorgaans wordt gerelateerd aan het negentiende-eeuws neothomisme, toont de auteur aan dat er verwantschap is tussen het ordo-denken van Augustinus en het begrip good orderin de eerste sociale encyclieken.

In het tweede deel wordt ingegaan op de ordening van de sociale vrede en gerechtigheid in de politieke economie. Subsidiariteit wordt belicht vanuit solidariteit in gelaagde systemen, waarin moet worden voorkomen dat actoren problemen op elkaar afwentelen of zich egoïstisch opstellen in het gebruik van publieke goederen. Het tegenwoordig vaak gebruikte begrip ‘bestaanszekerheid’ komt aan de orde, maar in een ruimere betekenis, die verder gaat dan inkomenspolitiek. Cruciaal staan de voorwaarden voor een menswaardig bestaan, waarin heel de mens en heel de gemeenschap relevant zijn. Mensen moeten zijn toegerust om zorgzame liefde uit te oefenen voor hen voor wie zij verantwoordelijkheid zijn. Daar hoort vrijheid bij, maar ook solidariteit. Subsidiariteit ordent de vrijheid en solidariteit, vooral voor hen die kwetsbaar zijn. Daaronder vallen ook de toekomstige generaties die straks deze aarde moeten kunnen bewonen.

Niet non-interventie als uitgangspunt, maar ontplooiing en solidariteit.

In het derde deel worden de bevindingen uit de voorgaande hoofdstukken vergeleken met de ontwikkelingen in het katholieke sociaal denken vanaf 1891 tot en met 2020. Het blijkt dat met name in de laatste sociale encyclieken de relatie tussen subsidiariteit en de menselijke waardigheid steeds verder wordt uitgediept tegen de achtergrond van actuele thema’s als machtsmisbruik, armoede, uitbuiting van de aarde, vervreemding door technocratie en vreemdelingenhaat. In contrast daarmee staat het hanteren van het begrip subsidiariteit als een plat bevoegdhedencriterium, met non-interventie als uitgangspunt. Dit is met name het geval geweest in het proces van de Europese integratie.

Tegenstellingen als bruggenhoofden

De auteur bepleit een interdisciplinaire dialoog over de inrichting van de politieke economie om een weg te vinden naar een manier van denken en handelen op een niveau dat ons optilt boven het alledaagse. Kaiser sluit aan bij een oproep van paus Franciscus in Fratelli Tutti. Het op enige afstand kunnen beschouwen van de werkelijkheid is om er dieper in te kunnen doordringen. Het kunnen plaatsen van verschijnselen in de orde van de tijd is vooral in het belang van de toekomstige generaties. De beschouwing van Augustinus over de ordo temporum is een aansporing om verantwoordelijkheid in het moment van nu te nemen. Zeker nu de leefbaarheid van de aarde op het spel staat. Met het zoeken en uitvergroten van verschillen en tegenstrijdigheden is de wereld niet gebaat. Dat wil niet zeggen dat wij naïef mogen zijn en doen of die tegenstellingen er niet zijn. Tegenstellingen kunnen op verschillende manieren worden gebruikt. Zij kunnen dienen om de kloof tussen opvattingen nog breder en dieper te maken, maar ook als bruggenhoofden naar een nieuwe synthese. Een van de belangrijkste bevindingen uit het onderzoek is het inzicht dat de dynamiek van de ordo de drijvende en verbindende kracht is in een zich steeds vernieuwende vooruitgangsbeweging.

Foto: WikimediaCommons